vrijdag 8 maart 2013

POEZIE-MAIL 35


Een korrelig humeur

Ik heb snert in mijn snavel
en kijk in mijn keel.
Ik heb niets aan mijn navel
en haartjes te veel,

ik heb gruis in mijn oren
en grond als ik praat.
Ik wil niets van tevoren
maar ook niets te laat,

ik heb een steen in mijn schoen
en ik heb hem niet aan.
Ik zal er water in doen
en een dag laten staan.

Ik heb dorst in mijn tenen,
de vloer is te droog,
ik heb touw in mijn benen
en iets in mijn oog,

ik heb haar op mijn hoofd
en mij op haar hand,
ik heb vaak iets beloofd
maar knikker met zand

ik heb zand in mijn smaak,
en een hand in mijn zak,
ik weg dat ik maak
kom zaagselgebak

ach ik heb de pest
aan mezelf als een vent.
Goed dat hij de rest
van mij niet goed kent.

Zo. Dit is voorbij.
Weg is mijn verdriet.
Dus dit vers was voor mij.
Lees het maar niet.


LEO VROMAN
 

POEZIE-MAIL 34

Om een zin

Ik was
zo klein als toen. Elk woord
was nieuw nog,
ongehoord.
Stamelend in de klas
voeg ik ze tot een zin,
een zinsverband van herkenning.
Ik zoek in de taal der gewenning
het grondwoord van het begin.


CAREL TER LINDEN

zondag 24 augustus 2008

POEZIE-MAIL 33

Vertraag
Vertraag
Vertraag je stap

Stap trager dan je hartslag vraagt

Verlangzaam
Verlangzaam
Verlangzaam je verlangen
En verdwijn met mate.

Neem niet je tijd
En laat de tijd je nemen
Laat


LEONARD NOLENS

POEZIE-MAIL 32


Ik ben niet ik

Ik ben niet ik,
Ik ben
diegene die aan mijn zijde gaat zonder dat ik hem zie,
die ik, soms, bezoek
en die ik, soms, vergeet.
Hij, die zwijgt, kalm, wanneer ik spreek,
die vergeeft, zachtmoedig, wanneer ik haat,
die gaat waar ik niet kom,
die overeind zal blijven wanneer ik sterf.

JUAN RAMÓN JIMÉNEZ

POEZIE-MAIL 31


Door de stilte heen

Al dagenlang probeer ik door de stilte
heen te luisteren, - de bloemen hier
op tafel voor mij zijn zo open, willen
spreken, maar ik kan ze nog niet
verstaan, - nog te veel dag is binnen
mij nagebleven, nog te veel te zien
van vervalste kleuren, botte dingen,
ik heb nog geen eigen lichtverschiet.

Zo stil worden dat uit zwijgen woorden
bloeien van over de grens van leven
heen, een enkele stem, een enkele vraag,
en daarop dan niet angstig voor de
aandacht van de bloemen antwoord geven,
één eigen woord, - ik hoop dat ik het waag.

GABRIEL SMIT

POEZIE-MAIL 30

.

Doch wie de dichter kennen wil
Moet raden wat verborgen pijn
Hem zo geduldig en zo stil
Doet buigen voor de vreemde gril
Der woorden, die zijn dienaars zijn.


ANTON VAN DUINKERKEN

donderdag 14 februari 2008

POEZIE-MAIL 29


De lenige liefde

Je truitjes en je witte en rode
sjaals en je kousen en je slipjes
(met liefde gemaakt, zei de reclame)
en je brassières (er steekt poëzie in
die dingen, vooral als jij ze draagt)
-ze slingeren rond in dit gedicht
als op je kamer.

Kom er maar in, lezer, maak het je
gemakkelijk, struikel niet over de
zinsbouw en over de uitgeschopte schoenen, gaat u zitten.

(Intussen zoenen wij even in deze
zin tussen haakjes, zo ziet de lezer
ons niet.) Hoe vindt u het,
dit is een raam om naar de werkelijkheid
te kijken, alles wat u daar ziet
bestaat. Is het niet allemaal
als in een gedicht?


HERMAN DE CONINCK