vrijdag 8 maart 2013

POEZIE-MAIL 35


Een korrelig humeur

Ik heb snert in mijn snavel
en kijk in mijn keel.
Ik heb niets aan mijn navel
en haartjes te veel,

ik heb gruis in mijn oren
en grond als ik praat.
Ik wil niets van tevoren
maar ook niets te laat,

ik heb een steen in mijn schoen
en ik heb hem niet aan.
Ik zal er water in doen
en een dag laten staan.

Ik heb dorst in mijn tenen,
de vloer is te droog,
ik heb touw in mijn benen
en iets in mijn oog,

ik heb haar op mijn hoofd
en mij op haar hand,
ik heb vaak iets beloofd
maar knikker met zand

ik heb zand in mijn smaak,
en een hand in mijn zak,
ik weg dat ik maak
kom zaagselgebak

ach ik heb de pest
aan mezelf als een vent.
Goed dat hij de rest
van mij niet goed kent.

Zo. Dit is voorbij.
Weg is mijn verdriet.
Dus dit vers was voor mij.
Lees het maar niet.


LEO VROMAN
 

POEZIE-MAIL 34

Om een zin

Ik was
zo klein als toen. Elk woord
was nieuw nog,
ongehoord.
Stamelend in de klas
voeg ik ze tot een zin,
een zinsverband van herkenning.
Ik zoek in de taal der gewenning
het grondwoord van het begin.


CAREL TER LINDEN