zaterdag 29 september 2007

POEZIE-MAIL 21


Oog om oog


Zij kijken elkaar aan.

‘Jij hield van mij’
'Nee, jij hield van mij’
'Nee, jij van mij’
'O nee, jij van mij’

‘Maar ik heb jou in de steek gelaten’
‘Nee, ik heb jou in de steek gelaten’
‘Nee, nee, ik jou’
‘O nee, ik jou’

Ze slaan hun ogen neer.

‘Jij bent heel verdrietig nu’
'Nee, jij bent vast heel verdrietig nu’

Ze fluisteren.

‘Ontken het maar niet’
‘Ontken jij het maar niet’


TOON TELLEGEN

zondag 16 september 2007

POEZIE-MAIL 20


Het brood en de sterren

Het brood ligt aan mijn knieën
de sterren staan ver, onbereikbaar ver
Kijkend naar de sterren, zit ik brood te eten
Ik ben zo in gedachten verzonken,
Ongelooflijk
Soms raak ik even in de war,
In plaats van brood, neem ik
een hapje ster.


OKTAY RIFAT

maandag 10 september 2007

POEZIE-MAIL 19

.

Liever de voortvluchtige oase,
trillende luchtspiegeling
boven het hete zand
van de woestijn,
liever oog in oog
met de onbewogen sfinx
die zich zijn geheim
niet laat afdwingen,
bedolven te worden onder een pyramide
van zelfbedrog
dan de ingekapselde vrede
van het dal zonder uitzicht
waar het leven geruisloos
wegsijpelt in de dood.


HANNY MICHAELIS

zondag 2 september 2007

POEZIE-MAIL 18


's Nachts

De regen van noem mij desnoods geen regen
wordt door geen oor wordt door de huid gehoord.
Booglamplicht geeft waarom daarom zijn zegen;
de hemel zwijgt en zwijgt van enzovoort.

En niemand komt niemand dan niemand tegen.
En iemand zegt ik ben een iemandswoord.
En iemand zegt ik ben maar ben verzwegen.
De hemel zwijgt en zwijgt want enzovoort.

En wij wijzelf gaan wonderlijke wegen:
wij varen om de tropen van de noord
figuurlijk zelfs met ons figuur verlegen.

En staan op straat en lopen toch weer door 't
noem mij desnoods noem mij desnoods dan regen.
De hemel zwijgt en zwijgt en enzovoort.


HANS ANDREUS

POEZIE-MAIL 17


Twee soorten niets

Luxe is het verschil tussen
in een auto rijden zonder autoradio,
en in een auto rijden mét autoradio
die niet aanstaat.

Stilte is het verschil tussen
niets zeggen, en alles al gezegd hebben.
Tussen gewone stilte, en de stilte
na de laatste regel van een gedicht
over de stilte.


HERMAN DE CONINCK

POEZIE-MAIL 16


Omschrijving van de liefste

De kinderen slapen, het hele huis
is vol van hun rustgeluk, overal
beeft het onhoorbaar geruis
van hun bloedklop en ademval.

Wij zijn samen in de kamer, jij leest,
ik schrijf, wij leven alsof er nooit
een tweesprekender leven is geweest:
stilte, die zichzelf in ons voltooit.

Waarom ook woorden? Een dichter
vecht al zijn jaren met hun tekort.
Mijn woord maakt jouw leven niet lichter.

Ademen is genoeg, ademen, en soms even
naar elkaar kijken wat het wordt.
Elkander ademen, elkander leven.



GABRIEL SMIT

POEZIE-MAIL 15


Reisbrief


waarde vriend het is hier prachtig
de koeien zijn ontroerend drachtig

de spoorlijn loopt dwars door het dal
een vrouw beheert de waterval

elk huis of hok met beemd en gaard
verkoopt men op een ansichtkaart

de mensen lopen traag en stug
en komen op geen stap terug

men zegt god heeft ons klein gebouwd
maar sneed ons uit behoorlijk hout

dit alles sta ik aan te zien
zo is het paradijs misschien

en verder is hier alles prachtig
het wordt me soms wel eens te machtig



A.KOK

POEZIE-MAIL 14


De liefde moe

De liefde kent de tijd te goed
uren sterven als tantes op zondag.
Is het voorjaar? is het winter?
De bomen ontvangen de wind en buigen.

Mijn verlangen is moe, mijn adem tandeloos.
Ik ben het lichaamsdelen noemen moe,
zoals wij deden, tintelend van ontdekking.
Ik ben de liefde moe.

Alles gaat nu zwerven, door de wind verjaagd:
mijn handen, haar handen, mijn woorden, seizoenen…,
wij nemen de pijn mee,
volgen de snelle liefde en sterven.

Ik zal zeker sterven, zwervend,
de liefde zoekend waar hij al eerder was,
tandeloos en moe.


REMCO CAMPERT

zaterdag 1 september 2007

POEZIE-MAIL 13


Tot besluit

Ik ken de droefenis van copyrettes,
van holle mannen met vergeelde kranten.
bebrilde moeders met verhuisberichten,

de geur van briefpapieren, bankafschriften,
belastingformulieren, huurcontracten,
die inkt van niks die zegt dat we bestaan.

En ik zag Vinexwijken, pril en doods,
waar mensen roemloos mensen willen lijken,
de straat haast vlekkeloos een straat nabootst.

Wie kopiëren ze? Wie kopieer
ik zelf? Vader, moeder, wereld, DNA,
daar sta je met je stralend eigen naam,

je hoofd vol snugger afgekeken hoop
op rust, promotie, kroost en bankbiljetten.
En ik, die keffend in mijn canto’s woon,

had ik maar iets nieuws, iets nieuws te zeggen.
Licht. Hemel. Liefde. Ziekte. Dood.
Ik ken de droefenis van de copyrettes.

POEZIE-MAIL 12


In de bergen

Toen de violen niet meer speelden
zonk de tuin zo diep
in de zomernacht
dat de sterren onbestuurbaar werden
en wij rondtastten
tussen de keien
op zoek naar de oorsprong
van het onuitputtelijke water


J.W.OERLEMANS

POEZIE-MAIL 11


Boer

Geen aardappel
probeerde ooit zelfmoord te plegen.
Geen komkommer
zei ooit:
‘Ik ben geen komkommer, ik ben een banaan.’
Geen tomaat zal zeggen:
‘Ik wil niet in de soep, ik wil in de sla.’
Geen gehandicapte wortels
geen krankzinnige paprika’s.

Daarom ben ik boer


AL GALIDI

POEZIE-MAIL 10


Zoals

Zoals je soms een kamer ingaat, niet weet waarvoor,
en dan terug moet langs het spoor van je bedoeling,
zoals je zonder tasten snel iets uit de kast pakt
en pas als je het hebt, weet wat het was,
zoals je soms een pakje ergens heen brengt
en, bij het weggaan, steeds weer denkt, schrikt,
dat je te licht bent, zoals je je, wachtend,
minutenlang hevig verlieft in elk nieuw mens
maar toch het meest wachtend bent,
zoals je weet: ik ken het hier, maar niet waar het om ging
en je een geur te binnen schiet bij wijze van
herinnering, zoals je weet bij wie je op alert
en bij wie niet, bij wie je kan gaan liggen,
zo, denk ik, denken dieren, kennen dieren de weg.


JUDITH HERZBERG

POEZIE-MAIL 9


Het moment

Ik loop over een lentegroene glooiing.
Gras, bloemetjes in het gras
als op een plaatje voor kinderen.
De lucht, nog nevelig, begint al te blauwen.
In de stilte klinkt het uitzicht op de andere heuvels.

Alsof hier geen Cambrium en geen Siluur geweest zijn,
geen tegen elkaar grommende rotsen,
hoog opgestapelde afgronden,
geen nachten in vlammen,
dagen in donkere kluwens.

Alsof hier geen laagten voorbij zijn getrokken
in een koortsachtig ijlen,
in ijzige huiveringen.

Alsof zeeen alleen ergens anders tekeergingen
en hier geen oevers van horizonten scheurden.

Het is negen uur dertig lokale tijd.
Alles is op zijn plaats, in voorbeeldige harmonie.
In het dal een kleine beek, die een kleine beek is.
Een paadje in de vorm van een paadje van altijd naar immer.
Een bos met de schijn van een bos tot in de eeuwigheid amen,
boven mij vliegen vogels, in de rol van vliegende vogels.

Zover het oog reikt heerst hier het moment.
Een van die aardse momenten
die men vraagt: ga niet voorbij.


WISLAWA SZYMBORSKA

POEZIE-MAIL 8

.

je zou de rust moeten hebben

van een vogel gezeten op een tak

de voorzichtigheid van te staan aan een afgrond

de lichtvoetigheid van lopen op dun ijs



WILLEM HUSSEM

POEZIE-MAIL 7


Sprakeloos

wil ik zijn

In stilzwijgen
wonen
Met uitzicht
op verwondering

De feiten bestrijden
met onverklaarbaarheid

Het verstand
van taal bevrijden

Lucht verplaatsen
Alles laten
voor wat het is
zonder vorm of rijm

Sprakeloos
wil ik zijn


STEF BOS